Thomas Roelens studeerde media en information design aan LUCA School of Arts in Brussel en ging in 2016 meteen aan de slag als information designer bij de krant De Tijd, die steeds meer inzet op datavisualisaties en storytelling. België telt heel weinig specialisten in dit domein. “Ik combineer eigenlijk journalistiek, statistiek, vormgeving en development.”

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe artikels in dit magazine? Schrijf je in op onze nieuwsbrief!

Vanwaar je interesse in datavisualisatie?

Ik studeerde media en information design aan LUCA School of Arts in Brussel en daar is mijn interesse echt gegroeid. Ik wilde toen al rond inhoud en informatie werken en voegde vaak infografische elementen toe aan mijn projecten. Ik integreerde niet enkel statische grafieken, maar daarbij wilde ik ook automatische generatie toepassen op een relatief groot aantal data. Dat zette me ertoe aan om ook te leren programmeren.

Wat is het belang van de opleiding media en information design aan LUCA?

Het is de enige opleiding in Vlaanderen die zich daarop focust. Je leert er echt door een ‘bril van informatie’ te kijken. Ik zie het als een opleiding waarin de vooruitgangsgedachte, heldere communicatie en technologie een belangrijke plek krijgen. Ik heb er enorm veel opgestoken.

Hoe ben je bij De Tijd beland?

Ik deed in mijn derde bachelor een stage op de redactie van De Tijd. Die ervaring was voor mij echt een bevestiging dat dit de richting was die ik wilde uitgaan. Ik maakte uiteindelijk mijn master op school niet af en werkte meteen verder bij de krant. Ik vond dat ik er meteen moest induiken en ervoor gaan, want zo leer je uiteindelijk het meeste.

Information design is meer dan datavisualisatie. Wat houdt die term nu precies in?

Information design is voor mij een heel ruim begrip, dat kan gaan van signalisatie voor gebouwen of stedelijke omgevingen tot posters en editoriale illustraties. Eigenlijk is het alles wat ook onder de noemer ‘grafisch ontwerp’ valt, al is je eigen stijl of stempel minder van belang. De helderheid van de boodschap die gecommuniceerd wordt, is daarentegen prioritair. Datavisualisatie is een onderdeel van information design, waarbij je met een hoop gegevens op een visuele manier communiceert.

Wat zijn voor jou inspiratiebronnen binnen het domein van datavisualisatie?

Ik kijk heel erg op naar The New York Times, een krant met een zeer groot team van specialisten dat zich enkel bezighoudt met het ontwikkelen van datagerelateerde nieuwsberichten.

Puur visueel is er ook het werk van Mark Porter, ex-creative director van The Guardian, dat mij inspireert. Hij hielp trouwens mee bij de nieuwe vormgeving van De Tijd. Het Nederlandse Catalogtree doet ook interessante dingen op het vlak van datavisualisatie. Zij creëren een bepaald soort helderheid in hun projecten en experimenteren daarnaast ook met de visualisatie van gegevens. België loopt helaas nog wat achter op dat vlak.

Superfijnstof, De Tijd

Superfijnstof, De Tijd

Hoe ga je te werk bij De Tijd bij het ontwikkelen van datavisualisaties?

Bij alle vormen van design is research nodig, maar bij datajournalistiek is die cruciaal.

Met een driekoppig team zijn we voornamelijk bezig met data zoeken, selecteren, verwerken en analyseren. Hierbij gaan we ook zelf op zoek naar nieuws.

Uit al die data de meest relevante informatie halen en tegelijkertijd de lezers de data laten ‘voelen’ zodat zij ook hun eigen verhaal kunnen creëren, is onze uitdaging. Het gaat dus niet om enkel cijfers tonen, maar vooral ook om de nuances die je erin aanbrengt. Een mooi voorbeeld daarvan is onze visualisatie over de medische biotechsector, waarbij de lezer letterlijk met de data kan spelen en er zijn mening over kan vormen. Al scrollend word je door het verhaal geleid.

Betekent het in tijden van big data dat het dan almaar complexer wordt?

Op technisch vlak zijn onze tools daarop aangepast, statistische software stelt je tot veel in staat. Dat we nu nieuws met veel data brengen in de vorm van storytelling is een evolutie. Het is een democratische, toegankelijke manier om informatie beschikbaar te maken.

We maakten onlangs een visueel dataverhaal over de evolutie van de koopkracht. Zoiets vraagt ook een groter engagement van journalisten, het is echt een ping pong tussen verschillende specialisten onderling.

Hoe moeilijk is het om ervoor te zorgen dat data niet vereenvoudigd worden, maar toch eenvoudig en begrijpelijk voorgesteld worden?

Je mag de pretentie niet hebben om te verkondigen dat data-analyse 100% objectief is. En dat start dan eigenlijk al bij het begin van het proces, bij het verzamelen van de ruwe gegevens. In het voorbeeld van de koopkracht waarbij de volledige indexkorf wordt getoond, stellen we de informatie genuanceerd voor.

We gebruiken die data om net dat verhaal te vertellen, maar dat betekent niet dat je met die data enkel maar dat verhaal kan vertellen.

Je kan er misschien ook nog tien andere verhalen over vertellen. We vermelden alleszins de bron. Soms delen we ook de code met onderzoeksinstellingen. Op termijn moeten we die volgens mij ook gaan openstellen voor het grote publiek, zodat iedereen kan zien hoe we tot dat resultaat gekomen zijn.

Hoe komt de uiteindelijke vorm van een datavisualisatie tot stand?

Vanuit de ruwe data worden conclusies getrokken en vanuit die conclusies ontstaat de uiteindelijke vorm waarin de boodschap zal worden gecommuniceerd. We proberen de art director van de krant hier nu ook meer bij te betrekken en zullen ook evolueren naar een meer doorgedreven huisstijl, zodat we consequenter, maar ook sneller kunnen werken. Eigenlijk combineer ik journalistiek, statistiek, vormgeving en development.

Wat is het belang van het multimediale aspect?

Er is een duidelijke wisselwerking tussen wat in de fysieke krant en online verschijnt. Afgeleiden van het online verhaal worden vaak in de krant opgenomen. Bedrijven zijn tegenwoordig zo hard bezig met digitalisering en in mijn job moet ik ambassadeur zijn van alles wat digitaal is. Maar eigenlijk is de combinatie van online en offline voor mij zo vanzelfsprekend.