Hoewel de creatieve sector openstaat voor de interculturele maatschappelijke realiteit en de frisse, nieuwe denkkaders die daarmee gepaard gaan, komt die nog onvoldoende tot uiting in het personeelsbestand, de werking of het publiek. Een gesprek met Netwerk Aalst, Eastman en het FOMU over hun visie op diversiteit en het niet te onderschatten belang ervan voor de toekomst van de kunstensector.

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe artikels in dit magazine? Schrijf je in op onze nieuwsbrief!

Netwerk Aalst: “De uitdaging ligt op rechteroever in Aalst”

De voorbije jaren nam Netwerk Aalst deel aan sCan&Do, een meerjarig coachingtraject rond duurzaam interculturaliseren, zowel op vlak van identiteit als dagelijkse werking. Op basis van een analyse van de aanwezigheid van culturele diversiteit op verschillende niveaus in de organisatie werd een individueel actieplan opgesteld. Intussen is het team bezig met de implementatie ervan.

Diversiteit binnen het bedrijf moet zichtbaar zijn in de vijf P's: personeel, partnerschappen, programmatie, publiekswerking en plek. 

“In eerste instantie hebben we ons de vraag gesteld hoe we met onze kunst- en cultuurprogrammatie aansluiting konden vinden bij de maatschappelijke realiteit en hoe onze programmatie die sociaal-culturele complexiteit kon uitdrukken. Vervolgens hebben we gezocht hoe we dat institutioneel, in onze programmatie en interne structuur, vorm konden geven”, vertelt Pieternel Vermoortel, artistiek directeur bij Netwerk Aalst.

“Daarbij hebben we eerst gekozen voor een horizontaal traject binnen ons eigen team. Want ook wij zaten met heel veel vragen en vooronderstellingen. Het begeleidingstraject van sCan&Do was daarbij geen overbodige luxe”, vertelt Steven Op de Beeck, zakelijk directeur bij Netwerk Aalst. “Op basis van het traject hebben we een zevental concrete acties vooropgesteld. Die worden via workshops en individuele gesprekken telkens geconcretiseerd en om het half jaar geëvalueerd. Een daarvan is meer diversiteit brengen in onze eigen ploeg. Dat doen we nu bij de losse medewerkers en de mensen van de raad van bestuur, die nog slechts vijf jaar zullen mogen aanblijven. Daarom zijn ook onze statuten herschreven.”

Internationaal én lokaal

Terwijl Netwerk Aalst vroeger vooral mikte op de hoogopgeleide, bovenlokale liefhebber van hedendaagse kunst, heeft het kunstencentrum sinds 2017 voor een veel sterkere lokale verankering gekozen. “Aalst bezit een zeer specifieke lokaliteit en ook op politiek vlak beweegt er veel. Bovendien zitten we op rechteroever, waar onder andere een grote Congolese gemeenschap woont. Daarom stelden we ons de vraag hoe we een open huis zouden kunnen zijn, waar een meer gedifferentieerde groep bewoners naartoe zou komen. Uit die denkoefening ontstond de Netwerk Fabriek. Daarmee refereren we aan ons verleden. Want Netwerk is in 1981 opgericht door een groep mensen die in de jaren zeventig nauw betrokken waren bij het CSV of Centrum voor Samenlevingsvernieuwing”, vertelt Op de Beeck.

"Van bij de start van de Netwerk Fabriek hadden we ons als doel gesteld om op zoveel mogelijk aanvragen ‘ja’ te zeggen."

Pieternel Vermoortel,

Netwerk Aalst

“Binnen het kader van de Netwerk Fabriek hebben we onze deuren helemaal opengezet voor lokale groepen. Zo heeft de plaatselijke breiclub bij ons onderdak gevonden, maar ook kinderen met leerachterstand. Hoewel het makkelijker blijft voor amateurkunstenaars om Netwerk Aalst te vinden dan bijvoorbeeld voor mensen uit de Congolese gemeenschap, bereiken we die laatste groep via de kunstkampjes voor kinderen meer en meer”, vertelt Vermoortel. “In eerste instantie zochten we naar dialoog door onderdak te verlenen aan diverse organisaties en individuen. Nu zijn we in de fase beland waar we samen programmeren, om zo de macht te herverdelen en ervoor te zorgen dat mensen zich hier echt thuis kunnen voelen."

Occupie Paradit, Laure Prouvost en Alex Cecchetti

Occupie Paradit, Laure Prouvost en Alex Cecchetti

Dwarsdoorsnede

Net zoals vroeger brengt Netwerk Aalst een programma met internationaal gewaardeerde kunstenaars. Dit wordt echter niet losgekoppeld van het lokale. “Door onze keuze voor een bepaald type kunstenaars gaan die twee vaak sowieso hand in hand. Zo installeerde Wendy Morris gedurende drie jaar een studio in Aalst. De stad met al zijn perken was haar moestuin. Ze bracht haar researchgroep van de KU Leuven mee, maar werkte ook met lokale herboristen.

Het samenbrengen van verschillende kunstenaars kan leiden tot een uitwisseling tussen internationale en lokale kennis.

Onze programmatie groeit door de samenwerking met kunstenaars en hangt nauw samen met het denken in tijd en ruimte. De wisselwerking tussen de kunstenaarspraktijk en het werken in Aalst bepaalt de vorm van de instelling.”

Terwijl de lokale bezoekers vaak de internationale namen niet kennen, ontdekken de bovenlokale bezoekers de lokale diversiteit. “In het begin was het voor ons niet altijd makkelijk om ons in de nieuwe werking in te schrijven. Deze manier van werken vraagt meer overleg en dus meer werk. Tegelijk moest de persoonlijke visie deels plaats maken voor meer diversiteit, waardoor de schrik leefde dat het programma ‘niet meer van ons’ zou zijn of dat we een deel van ons internationaal publiek zouden kwijtraken. Maar dat is niet gebeurd”, vertelt Op de Beeck.

Hoewel het niet altijd evident is, is dit volgens ons de enige weg om als kunstinstelling in de toekomst relevant te blijven.

“De grootste moeilijkheid is dat alles meer tijd kost dan je op het eerste gezicht denkt. Bovendien moet je ervoor zorgen dat het doorlopende programma niet te veel gaat domineren en dat je de vooropgestelde doelstellingen constant top of mind houdt.”

"We moeten de culturele expressie van een diverse bevolking uitdragen en zo een dwarsdoorsnede van Aalst brengen. Zo kunnen we bijdragen aan het behapbaar maken van onze complexe maatschappij. Daarom ben ik ervan overtuigd dat hier op rechteroever de uitdaging ligt, en nergens anders”, besluit Op de Beeck.

Opening tentoonstelling Alias

Opening tentoonstelling Alias


Eastman: “Onze Westerse culturele canon is aan herziening toe”

Gert Van Overloop werkt als general manager voor Eastman, het dansgezelschap van Sidi Larbi Cherkaoui. Aangezien die de zoon is van een Belgische moeder en een Marokkaanse vader maakt diversiteit integraal deel uit van zijn persoonlijkheid en dus ook van het DNA van zijn gezelschap. “Bovendien hecht hij daar in zijn voorstellingen veel belang aan. Telkens opnieuw gaat hij op zoek naar kruisbestuivingen tussen traditionele dansgenres uit verschillende culturen. Die deconstrueert hij en met de verschillende elementen bouwt hij vervolgens zijn eigen artistiek verhaal. In zijn werk brengt hij zo zijn wereldvisie, waarin inclusiviteit centraal staat, naar voren”, vertelt Van Overloop. “Vaak worden die voorstellingen gedanst door nomadische performers uit alle hoeken van de wereld. Hoewel we momenteel iets meer met mensen die in België wonen en werken, blijft de groep erg divers.”

Doordat Cherkaoui artistiek directeur is van Opera Ballet Vlaanderen, met zijn eigen voorstellingen de wereld rondtrekt en tegelijk de choreografie voor wereldsterren als Beyoncé verzorgt, bereikt hij een zeer divers publiek. “Als we onze voorstelling in deSingel spelen, dan merken we dat het publiek diverser en jonger is dan het publiek dat er door de band genomen zit.

"Het spelen in diverse contexten heeft niet alleen een impact op de diversiteit, maar is ook een interessante ervaring. De reacties van het publiek kunnen soms erg verschillen van elkaar."

Gert Van Overloop,

Eastman

Daarnaast kiezen we er bewust voor om in een wijk te spelen waar er een diverser publiek woont. Zo opteerden we bijvoorbeeld niet voor La Villette in het centrum van Parijs, maar wel voor Bobigny in de stadsrand. Of nodigden we nieuwkomers uit op onze generale repetitie van Fractus, wat treffende, zeer intense reacties opleverde. We willen iedereen de kans geven om naar onze voorstellingen te komen.

Die zoektocht is niet altijd eenvoudig, maar het is net die meerstemmigheid waar Sidi naar op zoek is”, vertelt Van Overloop. “Daarnaast merken we die diversiteit als we een workshop organiseren of aan de reacties op sociale media.”

Als je een divers publiek wil appelleren, moet je ook zorgen dat het publiek zich aangesproken voelt. 

“Onze Westerse culturele canon is dringend aan herziening toe. Daarom moet er in eerste instantie meer diversiteit komen binnen de makers. In mijn vroegere functie als directeur van de Antwerpse Arenbergschouwburg heb ik altijd veel aandacht gehad voor de diversiteitswerking. De makers van een andere culturele achtergrond die ik vijftien jaar geleden een kans heb gegeven, zijn uitgegroeid tot gevestigde waarden. Dat vormt de kern van meer diversiteit in de zaal. Het publiek zal dan vanzelf volgen.”

Nomad, Eastman

Nomad, Eastman


FOMU: “Musea moeten hun eigen macht in vraag stellen”

In 2017 besloten het FOMU, MOMU en DIVA – toen nog provinciale musea – om samen te werken rond diversiteit en inclusie. Daarvoor werd Ama Koranteng-Kumi als adviseur aangesteld. Zij is met alle medewerkers van de drie musea gaan praten en heeft de overkoepelende strategie uitgezet, maar ook voorstellen geformuleerd voor concrete acties per afdeling.

“Vroeger was het vooral de afdeling publiekswerking die rond diversiteit en inclusie werkte, maar daar stond in het beleidsplan nooit budget tegenover. Dat er nu wel middelen zijn, vormt een belangrijke shift.”

Tinne Langens,

FOMU

Aangezien diversiteit en inclusie containerbegrippen zijn, besloot het FOMU zich te focussen op de culturele diversiteit. “De discrepantie tussen ons programma en de hyperdiverse stad waarin ons museum zich bevindt, is niet langer houdbaar. We kunnen niet louter voor een wit, hoger opgeleid publiek blijven werken, maar moeten onze focus verbreden. Enkel zo kunnen we als museum een maatschappelijk relevante rol blijven spelen.

Hoewel musea schijnbaar neutraal zijn, zijn ze dat in de praktijk natuurlijk helemaal niet.

Het is belangrijk dat je erkent dat je collecties, je personeel en je raad van bestuur wit gekleurd zijn en dat dit een impact heeft op wie wel en wie niet aan bod komt. Om er vervolgens niet enkel statements over te maken, maar vooral actie te ondernemen en je organisatie structureel te veranderen. We moeten onze eigen werking, organisatiestructuur en bestaansreden kritisch durven benaderen en op zoek gaan naar andere modellen die beter aansluiten bij de huidige en toekomstige samenleving”, vertelt Tinne Langens, die het project voor het Fotomuseum trok. 

Tentoonstelling Stephan Vanfleteren

Tentoonstelling Stephan Vanfleteren

“Tegelijk beseffen we dat we door te focussen op één aspect van diversiteit nog ver afstaan van een inclusieve organisatie waar mensen zich gewaardeerd en gerepresenteerd voelen, ongeacht hun huidskleur, religie, gender, seksuele oriëntatie, socio-economische achtergrond, leeftijd of fysieke en mentale beperkingen. We willen dan ook meer focussen op de factoren die je identiteit bepalen en onderzoeken welke rol fotografie hierin kan spelen.”

Dekoloniseringsworkshops

Doorheen de jaren heeft Tinne Langens binnen het FOMU zelf een traject afgelegd. “Door meer na te denken over een inclusieve werking stootte ik al snel op de grenzen van mijn eigen denkkader. Daarom ben ik een onderzoek gestart naar de manieren waarop we onze publiekswerking kunnen opengooien. Zo ben ik overtuigd geraakt van het belang van samenwerkingen met mensen en organisaties, die vanuit hun visie en expertise ons publieksaanbod kunnen verrijken. Zo heeft Melat Gebeyaw Nigussie, auteur, activiste en directrice van de Brusselse Beursschouwburg, voor ons een programma samengesteld rond het zwarte lichaam en gender bij de tentoonstelling van Claude Samuel Zanele”, vertelt Langens. “Hoewel de meeste medewerkers intussen mee zijn in het verhaal, was dat voor iedereen een afzonderlijk groeiproces.

Bovendien riep het feit dat we de hele organisatie in vraag moesten stellen, en er dus een grondige mentaliteitswijziging nodig was, de nodige weerstand op.

In het begin heb ik vooral collega’s gezocht die zich wilden engageren om mee te werken aan bepaalde acties, lezingen of dekoloniseringsworkshops en zo op zoek wilden gaan naar de blinde vlekken bij zichzelf en onze organisatie.”

“Zo werden deelnemers soms voor het eerst met hun witte privileges geconfronteerd. Het besef groeide dat wij als witte instelling een probleem hebben en dat het onze verantwoordelijkheid is om dit op te lossen. Daarom is het in eerste instantie belangrijk om naar jezelf te kijken en je eigen positie en normatieve denkkaders in vraag te stellen. Dat moet niet leiden tot schaamte of een schuldgevoel, maar het bewustzijn moet er gewoon zijn. Wie zichzelf dekoloniseert, kan een change agent worden en kan zo zelf al veel veranderen. Hoe klein en beperkt dit ook lijkt. Dat iedereen binnen ons museum nu weet waar we naartoe willen, zorgt ervoor dat we geen eindeloze discussies meer moeten voeren, maar makkelijker acties kunnen implementeren die voor zich spreken. Al blijft dit een groeiproces, waarin we ook fouten moeten durven maken.” 

Vanuit het publiek

Het veranderingstraject naar een meer inclusief en cultureel divers museum maakt nu integraal deel uit van alle afdelingen. “Zo zetten we stappen om de collectie zelf te dekoloniseren, door bijvoorbeeld een inclusiever aankoopbeleid te voeren. Want dat bepaalt wat we zullen bewaren en aan de volgende generaties zullen kunnen tonen. En als er openstaande vacatures zijn, proberen we actief cultureel diverse profielen aan te trekken. Zo proberen we bewust machtsposities open te stellen en macht te herverdelen”, vertelt Langens.

Hoewel het museum nu meer inzet op een inclusief beleid, verwacht het geen concrete return. “We vertrekken vooral vanuit het besef dat we zelf iets moeten bijstellen en met een open geest over onszelf moeten reflecteren. We proberen daarom samen met partners en met ons publiek een meerstemmig aanbod te programmeren waarbij we vanuit verschillende referentiekaders naar beeldvorming en fotografie kijken. Daarnaast moeten we de drempels proberen wegnemen, zodat iedereen zich in ons museum gerespecteerd en gerepresenteerd kan voelen. Musea mogen hun eigen autoriteit op dat vlak niet onderschatten. Cultuur en kennis mogen niet langer gemonopoliseerd worden.”

FOMU Young Entrepeneurs Nightwatch

FOMU Young Entrepeneurs Nightwatch

Divers werven in de creatieve sector

In dit webinar gaat Hannelore Waterschoot van Talentree dieper in op de do’s en dont’s bij het werven van diverse profielen.