Gelieve een meer recente versie van uw browser te installeren.
21 juni 2023
7 minuten leestijd
Meer dan tien jaar geleden startte Arne Desmet als productontwerper bij Niko, een bedrijf gespecialiseerd in schakelaars en bedieningen. In 2020 besloot hij om, na de uren, zijn eigen merk op de markt te brengen. Met Fractall brengt hij interieurobjecten die zowel technologische aspecten als elementen uit de natuur omarmen. Wat daar allemaal bij komt kijken, en hoe verschillend beide jobs zijn, vertelt hij in dit interview.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe artikels in dit magazine? Schrijf je in op onze nieuwsbrief!
Als kind was ik gefascineerd door techniek, al sprak het artistieke me ook aan. Aan het einde van mijn middelbare studies dacht ik eraan om mij in te schrijven voor een opleiding ingenieur, al leek architectuur me ook boeiend. Toen ik de opleiding industrieel ontwerpen ontdekte, bleek dat the way to go. Het leek me de geknipte opleiding omdat het zowel het technische als creatieve samenbrengt. Producten ontwerpen ligt me erg, omwille van de korte doorlooptijd, besef ik nu. Nadat ik mijn master industrieel ontwerpen aan Ugent in Kortrijk behaalde, ben ik meteen begonnen als productontwerper bij Niko. Ik kon uiteindelijk ook aan de slag bij Novy, waar ik stage had gelopen, maar koos toch voor Niko, omdat het bedrijf met veel verschillende productietechnieken werkt. Als beginnend ontwerper vond ik het belangrijk om van verschillende dingen te kunnen proeven. Vandaag werk ik elf jaar voor Niko en ik zit er nog steeds op mijn plek.
Ik heb een gevarieerd takenpakket, wat voor mij erg belangrijk is. Toen ik startte, was er nog geen designteam in het bedrijf. Ik maakte toen deel uit van het R&D-team, dat focuste op elektronica, software en mechanica. Na een aantal jaren werd een designteam in het leven geroepen, dat ondertussen uitgegroeid is tot twaalf mensen, waaronder productontwerpers en UX-experts.
Mijn taak richt zich onder meer op de fuzzy front end, de fase aan het begin van een project, wanneer er nog veel onduidelijkheden zijn.
Als ontwerper is het de bedoeling om structuur in deze fase te brengen. Onder andere door gebruikersonderzoek wordt het op te lossen probleem duidelijk in kaart gebracht en kunnen er grenzen afgebakend worden waarbinnen de ideale oplossing zich kan bevinden. Daarnaast is er ook de styling: hoe moet het product eruit zien? Vroeger werd eerst een product bedacht waarna het ‘over het muurtje werd gegooid’ en door iemand anders vervolgens ‘mooi moest gemaakt worden’. Tegenwoordig is dat niet meer zo, gelukkig. Designers worden vanaf het begin ingeschakeld. In samenspraak met iedereen die deel uitmaakt van het multidisciplinaire team komen we tot de juiste oplossing. Ik werk ook mee aan het bouwen van de prototypes. Daarnaast doe ik marktonderzoek en trendopvolging.
Tijdens de ontwikkeling van nieuwe producten doen we geregeld bevragingen bij eindklanten en installateurs. Zo kunnen we vroeg in het proces bijsturen om te verzekeren dat de oplossing in lijn ligt met de verwachtingen. In het begin gaan we vooral op zoek naar de noden van de klanten. In latere stadia gaan we de potentiële oplossingen die we bedacht hebben, aftoetsen.
We bezoeken geregeld beurzen en seminaries om trends bij te houden. Ook doen we online research en bekijken we trendrapporten die opgemaakt zijn door bedrijven die daarin gespecialiseerd zijn. Twee keer per jaar clusteren we alle trends die voor Niko relevant zijn. Dat kan gaan van maatschappelijke macrotrends tot meer concrete stylingtrends zoals bijvoorbeeld kleuren die in de nabije toekomst populair zullen worden.
Dat is heel organisch gegroeid. De afgelopen jaren ging het grootste deel van mijn vrije tijd naar de verbouwing van ons huis. Ik besloot ook een aantal meubels voor mijn interieur te maken. Ik heb toen een opleiding meubelmaker in avondschool gevolgd. Het leek me uiteindelijk een goed idee om met die stukken naar buiten te komen. Zo is het eigenlijk begonnen. Ik besloot dan ook vrij snel om deel te nemen aan een aantal beurzen, waardoor het plots snel ging.
Ik zie Fractall als mijn hobbyproject, al is het ondertussen toch iets meer geworden dan dat.
Na mijn uren bij Niko gaat het meeste van mijn tijd naar Fractall. Dat is dan ‘s avonds en in het weekend, en dat is voor mij ontspanning. Ik ben graag creatief bezig, al komen er ook heel wat andere dingen bij kijken en is het ontwerpen zelf maar een deeltje van het werk. Maar ik ben er heel graag mee bezig en ik leer ook graag bij. Dat doe ik liever dan de zoveelste serie op Netflix kijken (lacht). En soms kan het wel druk zijn om beide te combineren, maar dat is met ups en downs. Voor mij is het een uitlaatklep die ik niet meer zou kunnen missen.
Bij Niko is het behoorlijk gespecialiseerd werken. Het gaat om producten die een complex ontwikkelingsproces vereisen, waaraan we gedurende maanden werken. Ik moet er rekening houden met stakeholders, en allerhande zaken zoals de kostprijs en werken voor massaproductie. Dat is bij Fractall helemaal omgekeerd. Ik maak wat ik zelf wil. Daarbij is de prijs bijvoorbeeld geen doorslaggevende factor om iets wel of niet te doen. Het is veel vrijer, al zijn er ook veel uitdagingen aan verbonden. Bij Niko is het boeiend werken om vanuit de beperkingen oplossingen te bedenken.
Ik denk dat er vooral een overlap zit in materiaalkennis en productietechnieken. Ik breng, soms onbewust, zaken die ik leerde bij Niko in bij Fractall, en vice versa. Als je alles alleen doet, heb je natuurlijk de volledige controle over alles, maar je staat er ook altijd alleen voor, dus als je het zelf niet doet, gebeurt het gewoon niet. Bij Niko is het sociale contact ook aangenaam, en ik leer nog steeds van mijn collega’s. De combinatie Niko en Fractall werkt echt wel. Ik zou het lastig vinden om een van de twee te moeten opgeven. Ik heb variatie nodig om met frisse ideeën te kunnen blijven komen.
Ideeën komen meestal spontaan, ik ga daarvoor niet achter mijn bureau zitten. Soms ervaar ik een creatief hoogtepunt, dan heb ik verschillende ideeën tegelijk. Ik heb een schetsboekje waarin ik dingen noteer. Dan denk ik er verder over na, bijvoorbeeld in de auto op weg naar of van Niko. Voor mij is dat het ideale moment. Ik probeer op die manier potentiële problemen uit te sluiten. Ik denk liever twee keer na, zodat ik minstens 90% kans op slagen heb. In een volgende fase maak ik prototypes en schaalmodellen. Zo maak ik prototypes in karton, om de verhoudingen te checken. Ik heb een 3D-printer die ik gebruik om schaalmodellen te maken. Nadien volgt de uitwerking en de productie bij het bedrijf dat me daar het beste bij kan helpen. Als alles goed gaat, is een prototype van de eerste keer goed, maar meestal is er wel nog een aanpassing nodig. Ik probeer zoveel mogelijk zelf te doen, zoals assembleren en schuren, maar bewerkingen die ik zelf niet kan realiseren, besteed ik uit aan bedrijven die daarvoor gespecialiseerde apparatuur in huis hebben.
Ik neem foto’s van mijn afgewerkte stukken, ik zorg dat de website up-to-date is en verzorg mijn social media. Een deel van mijn ontwerpen wordt verkocht via online platformen, zoals Singulart, Adorno, 1stDibs en Movimento. Metapoly is een Franse start-up die bedrijven en ontwerpers samenbrengt. Enkele van mijn ontwerpen worden door het bedrijf lokaal geproduceerd en verkocht. Ik word meestal zelf gecontacteerd door online platformen. Soms zeg ik nee, dan kijk ik eerst de kat uit de boom, want ik heb het gevoel dat er vaak platformen bij komen. Daarnaast neem ik deel aan beurzen en verkoopplatformen.
Ik heb onlangs een aantal van mijn ontwerpen tentoongesteld in een pop-upstore van een modelabel in Brussel. Verkoop in retail vind ik ook wel interessant, omdat winkels meestal iets meer openstaan voor vernieuwing. Sommige van mijn stukken passen iets beter in zo’n interieurs dan in residentiële interieurs. Het zijn dan meer statement pieces. En daar bereik ik ook andere mensen mee.
Ik heb vooral veel geleerd over het financiële stuk, praktische voorbereidingen en marketing.
Ik moet op de hoogte zijn van alle kosten die gemaakt worden, ik moet bepalen aan welke prijs ik mijn stukken wil verkopen, en wat de winst zal zijn.
Omdat ik het allemaal zelf doe, ben ik ook assertiever geworden. Ik moet de telefoon nemen, iets dat ik vroeger niet graag deed. Nu weet ik gewoon dat als ik iemand bel, ik meteen weet waar het op staat. Dat is uiteindelijk de meest efficiënte vorm van communiceren.
Wat ik soms onderschat, is dat er meer werk in dingen kruipt dan ik in eerste instantie dacht. Zo komt er bij een beursdeelname heel wat kijken. Elke beursorganisator verwacht andere input: teksten en beelden, in verschillende talen, in verschillende formaten.
Ik heb de afgelopen drie jaren op de Milan Design Week gestaan. Het interessante daarbij is dat het telkens in een andere sfeer en setting was: in 2021 stond ik met Belgium is Design op de Zona Tortona in de stad, het jaar daarop stond mijn werk met Belgium is Design op de Salone Satellite op de beurs en dit jaar was ik een van de deelnemers van het Belgian Pavilion op Isola. Ik heb er stukken verkocht, mensen leren kennen en persartikels mee gehaald. In Milaan laat je zien waar je mee bezig bent. Elke beurs heeft zijn eigen opzet. Zo stond ik vorig jaar ook op de Contemporary Design Market (nu FOR THE NOW, red.), wat eerder een verkoopplatform is. Wat al deze presentaties verbind, is dat ze nuttige feedback opleveren. Reacties op mijn ontwerpen zijn heel waardevol. Soms vind ik een ontwerp zelf leuk, maar is het niet per se iets waar andere mensen op zitten te wachten. Op een beurs kan je rechtstreeks met de mensen een praatje slaan en checken waar hun oog op valt. Dat is voor mij een goeie barometer, zo weet ik waarmee ik verder kan.
Cookies opgeslagen