Gelieve een meer recente versie van uw browser te installeren.
7 december 2018
5 minuten leestijd
Abattoir Fermé bezet een unieke plaats in het Vlaamse theaterlandschap. Als artistiek leider is Stef Lernous het gezicht van het ensemble. “Waaraan ik momenteel werk? Aan iets dat eigenlijk niet op scène te zetten is. Dat kadert in onze traditie.” De toon is onmiddellijk gezet in de repetitieruimte.
© Jef Boes
Onbeschaamd doet het Mechelse gezelschap Abattoir Fermé haar ding, goochelend met alles wat tegendraads is, altijd rechtdoor en haast zonder compromissen. De spinsels uit het hoofd van Stef Lernous zuigen je in voorstellingen die een vloed van beeld, tekst en geluid aaneenrijgen. Confronterend vaak, huiveringwekkend soms, maar altijd een gevoelige snaar in de onderbuik rakend.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe artikels in dit magazine? Schrijf je in op onze nieuwsbrief!
Steeds meer. We hebben intussen bijna 100 stukken gebracht. Geregeld zeggen we tegen elkaar ‘er moet iets veranderen’. Soms moet je andere uitdagingen stellen. Dat gaat over publieksbereik, maar uiteraard ook om het inhoudelijke. We waagden ons bijvoorbeeld aan de monstres sacrés, die zogezegd niet op scène te brengen zijn. Of aan Alice in Wonderland, mijn lievelingsboek. Eigenlijk niet durven, maar het toch doen. Dat moet van de baan, dan weten we of we dat kunnen. Het raakt niet op, er ligt genoeg te wachten. Er zit een overaanbod in mijn hoofd.
Ik hield ooit een betoog over het durven springen. Op een zeker moment zag het er grauw uit voor de sector. De kaasschaaf ging over het culturele landschap. Een doemscenario als het ware. De overheid legde een grotere intstrumentalisering op met nieuwe parameters, waarbij vooral de cijfers moesten spreken. Een ranking is echter zo níet der kunsten.
Maar in plaats van in te krimpen, wil ik dan net uitbreiden.
Moeten we personeelsbezuinigingen doorvoeren, dan zou ik het omgekeerde doen, extra mensen aannemen. Noem het een vleugje anarchie.
© Jef Boes
Ja, geld maakt geld. Hoe meer geld je hebt, hoe meer middelen je kan genereren. De overheid geeft ons werkingsmiddelen, een structurele subsidie én een verantwoordelijkheid naar mensen. Die subsidie is ontoereikend voor wat we willen doen, maar zonder is het sowieso niet te doen. De subsidie is een startkapitaal.
Wat de Tax Shelter betreft: die staat binnen de podiumkunsten nog niet echt op punt. Als het kan, springen we mee op de kar, maar het is complex. Het is wellicht iets eenvoudiger voor grote stadstheaters. We hebben een breed en groot publiek, maar we worden aanzien als niche voor mensen die ons niet kennen. Dat houdt misschien investeerders tegen. Theater is als investering trouwens minder sexy dan film.
Ik droom ervan met grote casts brede spektakels te maken. Maar grote dingen maken in Vlaanderen wordt moeilijk. Met acht op scène is al erg veel. Toen ik begon met theater werkten we drie maanden aan een stuk, nu is acht weken gangbaar. Dat is een drastische evolutie. Soms zijn het er ook maar zes. Dat is angstaanjagend. Je hebt immers tijd nodig, zeker voor nieuwe stukken.
Kort door de bocht komt het erop neer dat de productiviteit van theaters niet in dezelfde mate kan toenemen als de productiviteit van de hele economie.
Repeteren is zoeken; dat kost nu eenmaal tijd, dus geld. Hierdoor wordt theater maken relatief duurder.
© Jef Boes
Er zijn momenten waar ik niet zo graag aan terugdenk. De middelen waren bijwijlen zo beperkt, dat we soms opdrachten aanvaardden, zolang we daarbinnen de vrijheid kregen om ons goesting te doen. Ik zal niet snel neen zeggen. Vraagt men ons een opera te maken, dan zeg ik ja. En als Helmut Lotti vraagt om samen te werken — ik dacht eerst dat het een grap was — dan ga ik met hem praten. Een enkele keer deden we een project, louter om het geld en de exposure. Maar achteraf had niemand artistieke voldoening. Dat zijn lessen. Het moet wel gezond blijven. Die balans moet je proberen te vinden.
Nee, al komt er behoorlijk wat human resources management bij kijken. Ik ben artistiek leider, maar dat is ruimer dan wat er op scène gebeurt. Met zakelijk leider Nick Kaldunski vorm ik een tandem in het personeelsbeleid, in het zorgen voor mensen. Waar liggen iemands sterktes? Misschien moeten we hem of haar iets anders laten doen? Raakt hij of zij uitgeblust? Ik genoot nooit een opleiding in personeelsbeleid, maar je leert al doende waar mensen goed in zijn. Het is ook vaak een uitputtingsslag in onze sector. In het jeugdtheater worden veelal twee voorstellingen per dag gespeeld. Het is echt wel werken.
Het is balanceren. Ik moet voelen wanneer het teveel is voor de mensen.
We vragen veel flexibiliteit, maar ook die heeft haar grenzen. We zijn vele avonden uithuizig, ook in het weekend.
Ik vind het uitdagend om het beste uit mensen te halen. Daar zijn trouwens interessante boeken over geschreven. Theatermakers zijn daar voldoende mee bezig. Er is ons heel lang verweten dat de sector onvoldoende professioneel is, niet wil meedenken. Dat is echt niet waar. Je hoort het zo vaak ‘het wordt tijd dat de sector…’ Dan vloek ik.
© Jef Boes
Aanvankelijk hoopten we op vier jaar. Het werden er tien en we zijn blijven doorgaan. We vroegen ons steevast af, waar willen we heen? Je moet jezelf in vraag stellen. Om de vijf jaar worden we verplicht om een nieuwe aanvraag voor structurele subsidies in te dienen. Gedwongen worden om jezelf te bevragen is interessant. Ik kan perfect zeggen wanneer ik in 2021 premières heb. Ik kan ook praten over de richting die we willen inslaan vanaf 2022. Misschien laten we wel veel achter van wat we de voorbije twintig jaar deden. Een professioneel gezelschap denkt minstens vier jaar vooruit.
De eerste jaren kleefde er een zeker stigma aan ons. We waren stoute jongens en meisjes, die aftasten, stookten soms. Je kan echter niet blijven teren op een stigma. Ik zeg het vandaag tegen studenten: probeer op te vallen, er zijn zoveel acteurs en makers die een publiek zoeken. Val op, maar it has to make sense. Hebben we vroeger gechoqueerd? Wellicht wel, maar we evolueerden in de richting van de verwondering, van rock and roll-theater en levendige verhalen. Ik prijs me gelukkig dat we van zoveel mogen proeven: als het geen leerproces is, stopt het. Dat is ook een afspraak die we onder elkaar hebben.
Beetje raar om dat over theater te horen, maar het is een compliment, ook al klinkt het economisch. Ik maak het niet voor mezelf, anders zou ik schilder worden. Bij visuele kunst kan je kiezen of je er een halve minuut of vijf minuten naar kijkt.
Bij theater engageren mensen zich om anderhalf uur tot twee uur uit te zitten.
Als het de moeite is om te tonen, kan je het maar beter zoveel mogelijk tonen. Het is geen l’art pour l’art, maar l’art pour l’autre. Het is publiekstheater.
Ik kan beter dealen met mijn gevoelens. De eerste tien jaar dacht ik ‘ze vonden het goed, ik heb me er door gebluft’, maar je leert dat twijfelen deel uitmaakt van het vak. Je bent pas zeker als het publiek het omarmt. Zenuwachtig ben ik amper voor premières, ik ga er ook naartoe. In Duitsland reageert men verbaasd als ik antwoord dat ik gewoon in de zaal wil zitten tijdens de première. De meeste regisseurs gaan ergens op café. Ik begrijp dat, maar ik vind dat je de acteurs dan in de steek laat.
© Jef Boes
Cookies opgeslagen