Gelieve een meer recente versie van uw browser te installeren.
20 april 2021
7 minuten leestijd
Tinne Verwerft startte tien jaar geleden samen met Pieter Vanderhoydonck het architectenbureau Murmuur op, met een kantoor in Gent en Ronse. Enkele jaren later werd bio-ingenieur Koen Van Delsen als derde vennoot aangetrokken. Ondertussen telt het bureau tien medewerkers. Hoe verliep de opstart, welke leerlessen zijn er en hoe gaan ze om met de groei van het bureau?
Standaertsite, team: Murmuur, Ae-architecten en Carton123 architecten; landschap: Atelier Arne Deruyter; stabiliteit en technieken: H110 architecten en ingenieurs; opdrachtgever: Sogent
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe artikels in dit magazine? Schrijf je in op onze nieuwsbrief!
Mijn vader was schrijnwerker en ontwierp alles wat hij maakte. Als kind ging ik af en toe mee naar werven. Zo ben ik er eigenlijk ingerold. Initieel wilde ik interieurarchitectuur gaan studeren, maar uiteindelijk besloot ik toch om voor ingenieur-architect te gaan. Die opleiding omvatte alle aspecten rond bouwen en ontwerpen, met veel aandacht voor de technische kant. Pieter Vanderhoydonck zat in hetzelfde jaar als ik. We hadden toen al een heel goede klik en werkten tijdens onze opleiding samen aan verschillende projecten. Toen we in 2002 afstudeerden, hebben we elk een stage- en werkperiode doorlopen. In 2010 besloten we ons eigen architectenbureau op te richten.
Een eigen zaak starten heeft altijd tot de opties behoord. Toen ik afstudeerde, dacht ik vooral aan alles wat ik nog niet kende. Tijdens mijn stage werd het me duidelijk dat er me nog heel wat kennis ontbrak.
De tweejarige stage die je als architect verplicht bent te lopen, is slechts het begin van een leerproces.
Je moet eigenlijk nog veel langer je kennis bijspijkeren, zeker op technisch vlak. Ook in de contacten met aannemers en het bezoeken van werven moet je ervaring opbouwen. Pieter heeft bij Stéphane Beel en nadien voor Robbrecht en Daem gewerkt. Nadat ik een stage bij Robbrecht en Daem had gedaan, heb ik acht jaar voor Marie-José Van Hee gewerkt. Ik heb er heel graag gewerkt en enorm veel geleerd. Toen Pieter me vroeg om samen een bureau op te starten, heb ik niet lang geaarzeld. Het was ons eigenlijk op het lijf geschreven.
Die is ongelofelijk waardevol gebleken. Wij werden als stagiair-architecten — zoals zovelen — niet zoveel betaald, maar eigenlijk is wat ik heb meegekregen van Marie-José onbetaalbaar. Ik denk nog elke dag terug aan wat ze me allemaal heeft bijgebracht. Mijn ontwerpbagage is in die tijd enorm gegroeid. Ik zie die periode als een mentale rijping waarbij je je ijkpunten ontdekt en waarin je heel veel absorbeert. Ook al zoek je daarna je eigen weg en ga je voor je eigen signatuur, de idealen die ik van haar meekreeg, vormen wel de basis.
We beseften toen al dat het ploeteren zou worden. En het is nu nog steeds een strijd om ervoor te zorgen dat we er voldoende aan verdienen. Al lukt het ons ondertussen wel om daar volgens een methodiek aan te werken. Een paar jaar na de opstart van ons bureau hebben we bio-ingenieur Koen Van Delsen als derde vennoot aangetrokken. Hij heeft Murmuur als organisatie en vanuit het management helpen versterken. Zo heeft Koen een systeemprogramma opgezet, waarin de planning met de uren die we per project voorzien, kan worden opgevolgd. Dat is een goede leidraad voor onze medewerkers, die ook fungeert als basis om terug te koppelen naar de klant.
Eerst voldoende ervaring opbouwen vind ik absoluut noodzakelijk.
Los daarvan is het relatief makkelijk om een architectenbureau op te starten. Je hoeft geen zware investeringen te doen, met een computer en printer kan je bij wijze van spreken aan de slag. Toen ik nog bij Marie-José Van Hee werkte, deden Pieter en ik af en toe een opdracht na de uren. Na enige tijd lag er steeds meer werk op de plank, dat niet meer te combineren viel met onze jobs. Het moment was dus daar om de sprong te wagen. Ik startte boven mijn keuken in mijn huis in Gent, Pieter deed hetzelfde in zijn woning in Ronse. Sowieso is er na de feitelijke opstart wel een soort van ‘herbronningsfase’ nodig, opdat je als bureau ook verder kan blijven bestaan. Dan begint het eigenlijk pas…
Er bestaan heel wat kleine architectenbureaus waardoor er veel concurrentie in de sector is. Daarom vind ik het zinvol om je te structureren tot een bureau van een iets grotere omvang. En dan moet je er echt wel mee bezig zijn, want dan wordt het complexer. Vanaf het tweede jaar sinds de oprichting is er elk jaar een medewerker aangeworven, wat maakt dat we nu, tien jaar later, met z’n tienen zijn. Zo stellen we ons nu de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat onze medewerkers die er sinds de beginjaren zijn, nog steeds voldoening kunnen halen uit hun job, hoe zij kunnen doorgroeien en jongere medewerkers onder hun vleugels kunnen nemen. Zoiets gaat geleidelijk, maar je moet er regelmatig bij stilstaan en tijd voor vrijmaken.
Aangezien we met z’n tweeën en later met z’n drieën waren, konden we die taken verdelen, naargelang ieders competenties. Zo hou ik me bezig met de website, pr, lezingen, presentaties; Pieter is verantwoordelijk voor het personeelsbeheer en Koen neemt alles van it en kennisbeheer op zich. Er kruipt veel tijd in offertes opmaken en bepalen of we projecten gaan doen of niet, of onder welke voorwaarden. Daar denken we meestal wel samen over na. In de planning kruipt sowieso heel veel tijd, soms mis je dan wel je echte job. Je hebt de neiging om het architectenwerk door te geven aan je medewerkers, omdat ze daarvoor opgeleid zijn, en de lastige dingen bij jou te houden. Sinds dit jaar hebben we wel een kantoormanager, die al veel werk van onze schouders heeft gehaald.
Omgaan met aannemers, je boos moeten maken, achter mensen hun veren moeten zitten, dat is iets lastigs om te leren.
Maar in de meeste gevallen verlopen samenwerkingen wel goed. Je moet daarbij vooral het gesprek met mensen durven aangaan. En je moet je daar wel wat in trainen, zeker in wat je wel en niet voor een bepaalde prijs kan doen. Dat is nu nog steeds een evenwicht zoeken. In openbare projecten wordt er wel eens ‘geknabbeld’ aan het budget. Je start vaak vanuit een scherp ereloon en in het geval van een wedstrijd vanuit een grote investering. Er zijn veel partijen betrokken, waardoor er veel vergaderd wordt. Naast je gewone werk is er ook tijd nodig voor de presentatie van het project of soms dient er nog materiaal voor een expo of voor de pers aangeleverd te worden. Men verwacht dan vaak dat dat allemaal binnen diezelfde prijs gebeurt, maar dat lukt ons zomaar niet. We willen er ons brood mee kunnen verdienen, maar het moet plezierig blijven. Het moet iets zijn dat we kunnen blijven beheersen, het mag niet iets worden waarin we verloren lopen.
De eerste klanten waren familieleden van Pieter en van mij. Wij zijn hen nog steeds dankbaar voor hun vertrouwen in ons, want we plukken er nog steeds de vruchten van. Het feit dat we zowel een bureau in Gent als Ronse hebben, speelt ook wel mee. Hoewel een tweede kantoor een extra kost is, blijft het voor ons een evidentie omwille van de meerwaarde. In Gent is er veel meer concurrentie, in Ronse spelen lokale verankering en mond-aan-mondreclame een grote rol. Daar hebben we heel wat starterswoningen en verbouwingen gezet. Klantenbinding gaat sneller in een stadje waar mensen elkaar kennen.
Naast projecten voor familie hebben we in het begin ook een opdracht van onze vorige werkgever Robbrecht en Daem doorgekregen omdat zij het toen te druk hadden. De bouw van schoenenwinkel Pedico zie ik als een sleutelproject, dat financiële zekerheid heeft gegenereerd en een referentie werd. Later zijn er via onze oude werkgevers nog projecten gekomen. Marie-José Van Hee en Robbrecht en Daem waren toen ook een grote steun, zij waren echt trots op ons.
Pas later zijn we ook beginnen deelnemen aan architectuurwedstrijden. We hebben recent bepaald dat we slechts aan enkele wedstrijden per jaar willen deelnemen, want dat is telkens een zware investering, waarvan we de uitkomst en de timing niet kunnen inschatten. In het begin schreven we ons ook vaak in als collectief, met andere bureaus. Dat zijn niet altijd de meest winstgevende projecten, maar wel diegene die veel aandacht hebben gekregen in de pers én die geholpen hebben bij het uitzetten van het karakter van ons bureau.
Veel bureaus van onze schaal stoppen met eengezinswoningen en verbouwingen, omdat die niet altijd winstgevend zijn en omdat dat vaak intense trajecten zijn. Maar wij doen zo’n projecten bewust wel nog steeds, omdat we die graag doen en omdat die ook makkelijker te plaatsen zijn in de planning, omwille van de kortere tijdspanne. We willen de huisdokter van het dorp zijn, benaderbaar door iemand van om de hoek. Zo blijf je als architect met beide benen op de grond.
Ga niet te snel. Zorg dat je stevig in je schoenen staat vooraleer je eraan begint.
Beginnende architecten zouden moeten weten wat ze waard zijn en op hun strepen staan bij opdrachtgevers. Je mag niet onder de prijs gaan en je moet vasthouden aan dat wat nodig is om de opdracht te kunnen realiseren. Doordat er zoveel goede architectenbureaus zijn, wordt daar vaak van geprofiteerd door opdrachtgevers. Men gaat er bijna vanuit dat je het als jong bureau wel zal doen aan een te laag ereloon, louter omdat de opdracht een opstapje kan zijn. Die lat moet omhoog, naar realistischere erelonen. Dat is helaas nog steeds een probleem in onze sector.
Gun jezelf ook de tijd om te ontdekken uit welke opdrachten je het meeste voldoening of plezier haalt. Het is een dagelijkse strijd om te gaan waarvoor je denkt dat je moet gaan. Wat is het juiste voor een omgeving, voor een stad, voor de wereld? Het is onze taak om te blijven gaan voor de juiste ingrepen en mensen bewuster te maken van waar en hoe je kan bouwen.
Cookies opgeslagen